Beschikbare informatie over deze foto

Historie van de polder Schieveen. Ver voor onze jaartelling maakte het gebied waarin de polder ligt deel uit van een zeekleistrook, ontstaan door aanslibbing tijdens het ongehinderd binnenstromen van de zee, door de rivierarmen van de Maasdelta en brede gaten in de duinen terwijl ook de grote rivieren het nodige slib van stroomopwaarts aanvoerden. Tussen de kleistroken lagen uitgestrekte veenmoerassen met veenplassen en waterlopen, waar overstromingen en eb en vloed vrij spel hadden. Door de eeuwenlange begroeiing met water en moerasplanten veranderde het gebied langzamerhand in een veengebied met naar later zou blijken zeer vruchtbare grond. In de loop der tijden vond een aantal veranderingen plaats en stonden delen van het gebied niet meer het gehele jaar onder water en konden er zich mensen vestigen. Toen de eerste nederzettingen in deze streken ontstonden gaven de bewoners een eerste, nog primitieve, aanzet zich te beschermen tegen de veel voorkomende overstromingen en tevens stukjes land in cultuur te brengen om wat gewassen te verbouwen. Als het water laag stond legden ze rond wat hoger gelegen gebieden dijken aan die het land moesten beschermen tegen het weer opkomende water. Het waren nog primitieve dijkjes die aangelegd werden met alles wat voorhanden was, veen, zand, klei, afval, takken en plantenresten. Door de aanleg van steeds meer dijken en het graven van greppels voor de afwatering ontstonden de nodige landbouwgronden waarop primitieve landbouw plaatsvond, waarvan de opbrengsten naar onze begrippen karig geweest zullen zijn. Bij het ontginnen speelden kloosters, vooral de abdij van Egmond, een grote rol en de graven van Holland hadden hier grote bezittingen die ze lieten ontginnen. Zij gaven stukken moeras of veengebied in leen of vrij eigendom aan particulieren onder voorwaarde van ontginning. Graaf Willem III gaf in 1321 een aantal stukken land in bezit aan anderen. In de officiële geschriften die daarbij gemaakt zijn komt voor het eerst de naam "Scievene" voor. Zeer waarschijnlijk vond de naam zijn oorsprong in het veengebied rond de Schie, want van een polder was toen nog geen sprake. In 1323 en 1338 werd de Doenkade, toen "Stugge Zijdwinde" geheten, beleend, onder voorwaarde dat het Hoogheemraadschap Delfland de kade tot haar waterkering mocht rekenen. Tussen 1338 en 1414 werd aan de voorwaarde van Delfland voldaan. De kade had toen nog betekenis als zeewering die beschermd werd door helmgras en rieten windschutten, waaruit maar weer blijkt hoever de zee toen het land kon binnendringen. Door deze Delflandse voorwaarde kwam het gehele gebied toen onder het Hoogheemraadschap Delfland. Het gebied lag tussen de Doenkade en Stricklede en omvatte Schieveen, een gedeelte van Akkersdijk en De Tempel (toen nog een ridderhofstede met een kleine nederzetting in Rodenrijs). Reeds in 1458 werden de grenzen van de huidige polder Schieveen bepaald door de aanleg of verbetering van kaden vanwege de steeds vaker voorkomende wateroverlast. Aan de oostkant langs de Rijskade (de huidige Oude Bovendijk), in het zuiden de Doenkade, westelijk de kade langs de Schie (de huidige Delftweg) en in het noorden de kade langs de Berkelse Zweth. Met de uitvinding van watermolens in het begin van de 15e eeuw werd het mogelijk de waterstand aanmerkelijk meer te beheersen door het overtollige water uit te malen. Men wilde een eigen polder voor Schieveen, maar in Delfland kon een bemalingspolder niet tot stand komen zonder toestemming van de Hoogheemraden van Delfland, omdat het uitgemalen water geloosd zou worden op de boezem van Delfland. Daardoor was Schieveen in die jaren nog geen zelfstandige polder, maar maakte deel uit van een polderverband met de ambachten Hof van Delft, Vrijenban, Pijnacker, Berkel en Akkersdijk, dat waren vier van de vijf Oostambachten van Delfland. Zij vormden tezamen een door kaden begrensd gebied dat door vijf watermolens bemalen werd. De molens hadden echter onvoldoende capaciteit om het gebied te bemalen, daarom vroegen en kregen de ambachten een scheiding. Schieveen kwam op 13 november 1447 met Berkel en Akkersdijk in één polderverband. Om de beide gedeelten van de oude indeling te scheiden werd een kade aangelegd vanaf de Delftweg langs de "Leedwech toten Strickke toe". De overtocht op de Strickleede werd verplaatst naar de Schieweg (nu Delftweg), naast de Berkelse Zweth. De gezamenlijke bemaling met Berkel en Akkersdijk was echter geen lang leven beschoren. In 1454 vroegen de ingelanden van een deel van het ambacht Schieveen, dat gelegen was tussen de Berkelse Zweth en de Doenkade, hen af te scheiden van het noordelijk deel van het ambacht Schieveen dat gelegen was ten noorden van de Berkelse Zweth en van de ambachten van Berkel, Rodenrijs en Akkersdijk. Ze wilden kaden leggen langs de Berkelse Zweth, van de Schieweg (Delftweg) tot de Landscheiding (Doenkade) en vanaf de Berkelse Zweth naar de Doenkade "omme dat vreemde water te schutten todt oirbaer des landts". Er kwam het nodige gekrakeel tussen Delfland en Schieland, onder andere over de Doenkade, de Zwethkade en het uitwateren van Schieveen op de Poldervaart met zijn vijf sluizen. Op 6 mei 1458 kwamen, met de nodige restricties, de goedkeuringen, maakte Delfland een keur op de Zwethkade en was de polder Schieveen als zelfstandige polder ontstaan. Met de aanleg van kaden en een of meer watermolens was het bezwaar van het overtollige water echter nog niet opgelost. In 1460 was er in ieder geval één molen, maar die had onvoldoende capaciteit om het water uit te slaan; waar de molen stond is niet bekend. Het zou een van de molens kunnen zijn die voor 1458 Berkel, Schieveen en Akkersdijk bemaalde en na 1458 in beheer van Schieveen kwam. Misschien was er nog een molen, maar dat is niet geheel zeker.
Lees verder bij foto 17146

Vastgelegde informatie over deze foto

Titel Historie Polder Schieveen
Collectie ID 17145