22. Flora, fauna, natuur en rust. Wilde ganzen foerageren tijdens een rustperiode op hun trektocht. Voor vogels is de polder van groot belang, het is voedselgebied, broedgebied, rustgebied en overwinteringsgebied. Een grote verscheidenheid aan weidevogels als de kievit, grutto, tureluur, scholekster en verscheidene soorten eenden, van taling tot wilde eend, vinden er rijkelijk hun voedsel en voor een aantal is het tevens hun broedgebied. Trekvogels zoals oeverloper, witgatje, diverse soorten wilde ganzen, wilde zwanen, watersnip, tapuit en paapje, strijken een tijdje neer om te rusten, te foerageren en nieuwe krachten op te doen voor de verdere reis. In het voor- en najaar zijn er veel doortrekkende zwaluwen en gele en witte kwikstaarten. De blauwe reiger is een veel geziene bewoner die het gehele jaar door zijn voedsel uit de sloten pikt, alleen als het ijs dik is en de winter duurt lang, dan is het hongerlijden voor onze langpoot. De rijke fauna in de polder trekt verscheidene soorten roofvogels aan, zoals kiekendief, torenvalk, sperwer en ransuil, in de winter aangevuld met smelleken en buizerd.
Titel | Wilde ganzen |
---|---|
Collectie ID | 17161 |