In het laatste kwart van de 18e eeuw winnen de ideeën van de Franse Verlichting overal in Nederland sterk aan invloed.
In het laatste kwart van de 18e eeuw winnen de ideeën van de Franse Verlichting overal in Nederland sterk aan invloed. En dat vooral binnen de stedelijke elites die zich meer en meer van het in hun ogen conservatieve Oranjehuis afkeerden. Op het platteland, zoals te Overschie, lag dat wat anders. Waarschijnlijk door de houding van een deel van de middenstand, van de dorpsonderwijzer en de predikant, was hier een positiever houding tegenover de prinsgezinden aanwezig. Naast een patriottische sociëteit zag in Overschie ook een ‘Oranjesociëteit’ het licht, die zich daadwerkelijk in de wapenhandel bekwaamde. Enkele malen kwam het tot schermutselingen tussen beide groepen en hun aanhang in omringende plaatsen.
Met de inval van de Fransen in 1795 veranderde het politieke en bestuurlijke beeld geheel. De oude bestuurlijke indelingen werden opgeheven en er kwam ook te Overschie een ‘Comité Révolutionair’. Intussen had Overschie in de Franse tijd wel veel te lijden van de moeilijke economische situatie, de inkwartiering van Franse troepen en de requisities (verplichte schattingen in geld, goederen of mankracht).
Ook Overschiese jongemannen moesten deelnemen aan de veldtocht van Napoleon tegen Rusland. Na het vertrek van de Fransen in 1815 bleven de bestuurlijke veranderingen op hoofdlijnen intact en Overschie werd een zelfstandige gemeente met een eigen gemeentewapen (1816).
Toch wisten sommige mensen gedurende deze onstuimige periode zich in het zadel te houden: de eerste burgemeester van Overschie – Johannes de Groot Stiffrij – was burgemeester van 1811 tot 1831 maar hij was zijn loopbaan al als secretaris van Overschie onder het stadhouderlijk bewind begonnen. Sommigen vonden deze man later te zeer een ‘draaikont’, waarom veel later de gemeenteraad van Overschie zou besluiten geen straat naar hem te noemen. Alle andere burgemeesters zijn wel vernoemd.