In de 18e eeuw kon Overschie nog steeds profiteren van de vruchten van de Gouden Eeuw maar net als eerder bleven veeziekten het dagelijkse leven bedreigen.
In de 18e eeuw kon Overschie nog steeds profiteren van de vruchten van de Gouden Eeuw maar net als eerder bleven veeziekten het dagelijkse leven bedreigen. Rond 1770 kwam bijna de helft van de koeien hier door de veepest om het leven. Aan de andere kant ging het goed met de handel en nijverheid. Het dorp bleef profiteren van zijn gunstige ligging op het kruispunt van vaar- en landwegen. Langs de Rotterdamse Schie kwam rond een grote reeks van industriemolens een geheel nieuwe bedrijfstak tot stand.
Uit het dagboek dat Jacoba van Thiel tussen 1767 tot 1770 bijhield, weten we wat over het dagelijkse leven van die tijd. Jacoba van Thiel was de inwonende schoonzuster van de Overschiese predikant De Fremery. Jacoba gaat trouw iedere zondag naar de kerk. Zij leefde vroom maar had ook belangstelling voor wat er elders gebeurde. Ze las veel en ging graag op bezoek bij de bewoners van de verschillende buitenplaatsen.
Veel vermogende inwoners van Rotterdam, Schiedam en andere plaatsen konden zich het veroorloven om in Overschie een boerderij of stuk land te kopen en daar een grotere of kleinere buitenplaats te laten bouwen. Eén van de grootste buitenplaatsen was het Leeuwenhof, van oorsprong een tot buitenplaats verbouwde hofstede. Mr. van der Staal, een burgemeester van Rotterdam, liet de buitenplaats aanmerkelijk vergroten. Een aantal elementen daarvan zijn in het huidige complex nog zichtbaar. Van het buiten ‘Land- en Schiezicht’ aan de Zestienhovensekade resteert weinig meer dan enkele bouwfragmenten in de verzameling van het museum.